Een ideologie uit de art nouveau
Ten tijde van de art nouveau (1890-1910) ontstaat de idee dat kunst toegankelijk moet zijn voor het grote publiek. Ook Charles Catteau sluit zich aan bij deze ideologie. Het voornaamste doel is om het dagelijkse leven te verfraaien en alle bevolkingslagen te verheffen.
Industrialisering en art deco
Helaas laten de productieprijs en de gebruikte materialen het vaak niet toe om een echte democratisering door te voeren. Dat verandert een kwarteeuw later, wanneer de industriële technieken tot een zekere mechanisatie hebben geleid. De standaardisering die hierdoor mogelijk is, zorgt voor een snellere en meer diverse productie.
En dus voor lagere prijzen en een groter bereik. Een nadeel van deze beweging is dat de ontwerpen niet zo origineel kunnen zijn, omdat ze de doorsnee koper moeten behagen. De creativiteit van de kunstenaar en de ambachtsman moet wijken voor rendabiliteit, en het kunstambacht wordt opgevolgd door de industriële vormgeving. In dit kader ontstaat de art deco (1920-1939), een eclectische stijl die via massaproductie een groot publiek wil aanspreken.
De stijl staat ten dienste van de industrie, die via de kunst haar productie wil vernieuwen en haar cliënteel wil uitbreiden. De voorwerpen zijn eenvoudig en technisch hoogstaand, en getuigen van vakmanschap.
Sociale kunst van Catteau
In zijn werk als atelierchef bij Boch Frères specialiseert Catteau zich erin om binnen een commeriële logica toch zijn creatieve vrijheid te kunnen ontplooien. Zo ontwikkelde hij een zeer specifieke, internationaal gewaardeerde stijl die een boeiende getuige vormt van de heersende tijden. Catteau zag zichzelf dan ook als een schepper ten dienste van de nijverheid. Kunst moet volgens Catteau ook ten dienste staan van zoveel mogelijk mensen. Daarom vormt keramiek voor hem een ideale drager.
Ook via zijn lessen aan de vakschool van La Louvière en zijn deelname aan de Cercle des Amis de l’Art, waarvan hij een van de stichtende leden en voorzitter was, onderschreef Catteau deze ideologie. Want de kunstvereniging wilde alle maatschappelijke kringen met kunst vertrouwd maken. En de vakscholen moesten goed opgeleide ambachtslui voor de ondernemingen afleveren.