Manufactuur Boch Keramis

© foto verzameling Archief van de stad Brussel

Een bloeiende regio


In 1841 kopen de Luxemburgse aardewerkfabrikant Jean-François Boch en zijn schoonzoon Jean-Baptiste Nothomb een lege pottenbakkerij en het terrein van de mijnen van Sars-Longchamps, langs een van de vertakkingen van het kanaal van Charleroi. Een dikke drie jaar later gaat de productie van start. De Manufactuur Boch Keramis was niet de eerste keramiekfabriek in deze bloeiende regio, maar ze groeit al snel uit tot marktleider door het voortouw te nemen in de nieuwe industrialisatie en de ontwikkeling van de stad.


Van gehucht tot stad


Achter de fabriek bouwt de familie een eerste reeks huizen. Door de arbeiders te groeperen in de wijk en de solidariteit te vergroten via de oprichting van de broederschap van Sint-Antonius van Padua, de patroonheilige van de faiencewerkers, wil Victor Boch samenhang creëren in de wijk. Bovendien zijn vader en zoon Boch erg weldadig tegenover hun personeel: ze richten een vakschool en een huishoudschool op, en ook een eigen fanfare en koor. Catteau is op zijn beurt dan weer een van de oprichters van de kunstkring Les Amis de l’art. Zo ontwikkelt zich een nieuwe stad rond de fabriek en de wijk. In 1869 krijgt de nieuwe stad de naam La Louvière, een allusie op de wolvin (louve), het symbool van de onderneming Boch Keramis. 

© foto verzameling Archief van de stad Brussel

© foto verzameling Archief van de stad Brussel

Ongekende groei


Al snel overstijgt de productie van Boch Keramis die van andere fabrieken. Daardoor kan de familie Boch een porseleinfabriek in Doornik overnemen, en een fabriek voor wandtegels oprichten in Louvroil die snel zeer rendabel wordt. Dat geeft Catteau de kans om bij Boch Keramis meer te experimenteren, de stijl te moderniseren en gedemocratiseerde producten met artistieke kwaliteiten af te leveren. 

Al gauw verlenen zijn ontwerpen de firma internationale faam, en worden ze overal ter wereld bekroond en verkocht. Daardoor kent de firma een ongekende bloei, en opent ze winkels in Brussel, Antwerpen en Parijs. Op het hoogtepunt, rond 1931, werken er zo’n 1.300 mensen in de fabriek.  

Hoewel er in 1972 een nieuwe fabriek wordt gebouwd, slaat het verval in het laatste kwart van de 20ste eeuw ongenadig toe. In 1985 volgt de vereffening. Intussen is de site omgevormd tot een museum.  

Delen